Staartwiel vliegen, toch wat anders
Hoewel een traditioneel staartwielvliegtuig in principe vrijwel dezelfde technieken vraagt als een vliegtuig met een neuswiel, zal in de praktijk blijken dat er toch even stevig geoefend moet worden. De meeste benodigde vaardigheden zijn al bekend. Maar in de praktijk vaak al aardig weggezakt doordat een vliegtuig met neuswiel (veel) minder kritisch is. Houdt je bij het taxiën nog steeds netjes de controls volgens het windkruis vast? Trek je na de landing de stick goed gedoseerd door naar achteren tot de aanslag, en zet je daarbij langzaam de rolroeren in de wind? En land je altijd zo op je hoofdwielen dat het neuswiel na de landing in dezelfde stand omhoog blijft wijzen? Dat is dan alvast een goede eerste stap!
Bij de theorie briefings wordt nader uitgelegd wat de gevolgen zijn van het hebben van de hoofdwielen (en remmen) vóór het zwaartepunt. En waarom je een staartwiel vliegtuig bij de landing vaker ziet stuiteren dan een vliegtuig met neuswiel. Maar ook waarom een staartwiel vaak toch wel handig is, en waarom je dus nog steeds ook de modernste vliegtuigen met staartwiel ziet!
De ervaring en al aanwezige vaardigheden spelen een grote rol bij de benodigde hoeveelheid training. Er kunnen tussen de 50 en 250 landingen nodig zijn om het kunstje te leren. In de praktijk wordt gerekend met een gemiddelde van 75 tot 125 landingen.
De ruimte om fouten te maken is bij een staartwiel vliegtuig duidelijk kleiner dan bij een neuswiel. In vergelijking met een neuswiel vliegtuig is bij een staartwiel vliegtuig al eerder de situatie ook door de instructeur niet meer te corrigeren. Hoewel dat vrijwel altijd zonder gevolgen blijft, is de enige keus dan óf doorstarten – als dat nog kan – of het ‘uitzitten’. Daarom moet er in de praktijk vrij snel worden ingegrepen, en zal de leerling vooral in het begin slechts met kleine stapjes vaardigheid opbouwen.
Met onze virtual reality simulatie is er echter aanzienlijk meer ruimte om in de les het speciale gedrag van een staartwielvliegtuig te leren kennen. Het is zeker niet zo dat je voortdurend de fout in gaat of het moet ‘uitzitten’ natuurlijk, want daar leer je niet veel van. Maar omdat de fysieke en financiële veiligheid niet in het geding komt, kan de instructeur je nét ietsje verder laten gaan. Daarmee wordt de beschikbare ruimte net ietsje verder gebruikt. En dat maakt al een behoorlijk verschil. In de praktijk ben je met de virtual reality training al na 3 tot 5 sessies en rond de 50 landingen in staat zelfstandig te starten en landen, ook met wisselende (maar nog wel rustige) wind condities. En dat is best snel …
De lessen bestaan uit een briefing met uitleg van het gedrag en de technieken bij het staartwielvliegen, waarna in korte sessies geoefend gaat worden. Daarbij zal de leercurve dus steiler zijn dan bij praktijklessen in een echt vliegtuig. Het is dan ook echt werken en je zult dat ook echt merken. Maar het is en blijft wel een heel erg leuke manier van werken!
Desgewenst kan ter afsluiting van de simulator training een échte proefles worden gemaakt in een staartwielvliegtuig. Deze proefles wordt door dezelfde instructeur als bij de simulatie gegeven. Een mooie afronding van het virtuele vliegen!