Snelheid en hoogte controle

Hoogte en snelheidscontrole

Een vliegtuig is moeilijker te besturen dan een auto. Dat komt niet alleen om dat de cockpit ingewikkelder is, meer knopjes bevat. Het werkelijke, achterliggende, probleem is dat een auto en een vliegtuig fundamenteel verschillen in hun reactie op correcties van hun bestuurder.

Zowel auto’s als vliegtuigen hebben motoren die zorgen voor de voortstuwing. Als je de motor van een auto harder laat werken (“gas geeft”) dan gaat de auto sneller rijden. Als je de motor(en) van een vliegtuig harder laat werken gaat het vliegtuig echter stijgen. Dit is dus een heel andere reactie en dat maakt het vliegen zoveel uitdagender dan autorijden.

We hebben in een vliegtuig niet onafhankelijke controls voor hoogte en snelheid. Beide parameters zijn namelijk aan elkaar gekoppeld via de wetten van de aerodynamica. Natuurlijk kun je een vliegtuig sneller laten vliegen door de yoke naar voren te duwen, dan zal je zeker versnellen. Het probleem is dat de hoogte van het vliegtuig als gevolg hiervan ook afneemt. Dit is dus zeker geen goede methode om te versnellen.

Een vliegtuig op een vooraf bepaalde vaste hoogte én op een vooraf bepaalde vaste snelheid te laten vliegen is een opgave en een uitdaging voor iedere (auto)piloot. Er is (vaak) een subtiele combinatie van twéé controls nodig: de juiste instelling van throttle én yoke. Hoe pak je dat aan als (auto)piloot? Dáár probeert dit artikel een inzichtelijk antwoord op te geven:

PDF: Hoogte en snelheidscontrole theorie